|
Uw lieve Zoon, o Heer, heeft iets vergeten,
schoon tot den dood bezwaard om 's mensen lot.
Daarom, zend nu uw Dochter neer, o God,
zo brandend en vergeefs aan uwen voet gezeten.
Al eeuwen her begon haar lachen en haar wenen,
haar schreiend "neen", haar lachend "ja".
Zij droomt van schoonheid en geluk ook buiten uw gena,
voor allen wien geloof noch zienersoog gij woudt verlenen.
Zij zal noch wederliefde noch erkenning vragen,
maar roekeloos haar ziel en lichaam wagen:
zij zal voor haren droom den dood ingaan
ook zónder na een drietal dagen op te staan
en zónder aan uw rechterhand te kunnen tronen
en eeuwig in uw hemelen te wonen.
Uw lieve Zoon, o Heer, moest iets vergeten.
De wereld sloopt zichzelve, zielloos en verrot.
Nú wordt het tijd, dat gij uw Dochter zendt, o God,
zo brandend en vergeefs aan uwen voet gezeten.
* * *
|